Werkgever Martin Lurvink & werknemer Stacey uit Kharkiv:
Directeur Martin Lurvink van borstelfabriek Luva in het Achterhoekse Aalten was er als een van de eersten bij toen bekend werd dat Oekraïense vluchtelingen per 1 april aan het werk mochten. Hij kende iemand die thuis al vluchtelingen had opgevangen en kwam zo in contact met drie vrouwen die interesse hadden. “Zij wilden graag werken en wij hadden plek. Ze konden meteen beginnen.”
Een van hen is de 27-jarige Stacey. Zij werkt in de productiehal van het familiebedrijf dat borstels en bezems maakt. Sinds maart woont ze met andere vluchtelingen op een noodopvanglocatie in het leegstaande verzorgingshuis Vredense Hof in Winterswijk. Ondanks alle onzekerheid wilde Stacey niet lang wachten voordat ze aan het werk ging, vertelt ze. “De Nederlandse overheid helpt ons en regelt van alles voor ons, dan kunnen we niet de hele dag nietsdoen. We willen zelf onze rekeningen kunnen betalen.”
Wennen op de werkvloer
In haar thuisland woonde ze in de stad Kharkiv en werkte als docente Engels. Een grote verandering ten opzichte van het werk dat ze nu in de fabriek doet. “Maar ik vind het fijn om hier te werken. De mensen zijn heel aardig.” De eerste week was het erg wennen, zag Lurvink. “Ze was nog niet lang in Nederland. Op de achtergrond speelt natuurlijk continu de oorlog. En het is fysiek werk, anders dan ze gewend is. Maar ik heb geen moment getwijfeld om de Oekraïense vrouwen aan te nemen.” Luva werkt al langer samen met leerwerkbedrijf Feinder en Laborijn, verantwoordelijk voor de uitvoering van de Participatiewet in een aantal Achterhoekse gemeenten. “Ik vind dat iedereen een eerste of tweede kans verdient.”
De match was snel gemaakt, toch waren er nog wat bureaucratische hobbels te nemen. Lurvink: “In het begin liepen we aan tegen een gebrek aan informatie. We hoorden dat Oekraïners per 1 april aan het werk mochten, dus we zijn gewoon begonnen. Later bleek dat ik meldplicht had bij het UWV. Dat heb ik toen veel te laat alsnog gedaan.” Ook het overmaken van salaris was in het begin lastig. “De banken liepen enorm achter met de bankrekeningen voor de vluchtelingen. Een van de meiden had geen paspoort, waardoor ze geen rekening kon openen. Met de gemeente heb ik gelukkig goed contact. Het is een klein dorp, we kennen elkaar. Daardoor houden we elkaar ook makkelijk op de hoogte.”
Nederlandse les
Inmiddels draait Stacey fulltime mee in het bedrijf. Op het werk spreekt ze vooral Engels met haar collega’s. Haar twee Oekraïense collega’s wonen in Aalten en krijgen daar in de avonduren taal-les van de gemeente. In Winterswijk zijner alleen lessen in de ochtend en dat is niet te combineren met haar huidige werktijden. “Dat vind ik wel jammer. Soms oefen ik een beetje Nederlands tussendoor op het werk. Maar het is geen makkelijke taal.” Hoe haar toekomst in Nederland eruitziet, hangt af van de ontwikkelingen in Oekraïne. Stacey heeft een contract tot eind augustus en ze is welkom om langer te blijven, zegt Lurvink. “Maar de toekomst is onzeker.”
De Oekraïense is voor nu blij met haar werkplek en de plek waar ze woont. Haar werk is een welkome afleiding, maar emotionele steun ervaart ze toch het meest in het contact met gevluchte landgenoten. “We zijn alles kwijtgeraakt en komen dan in een vreemd land waar we de taal niet spreken. Het helpt wanneer we samen zijn en kunnen praten over wat er is gebeurd. Tegelijkertijd was het voor ons onmogelijk geweest om het allemaal zelf te doen. Ik ben heel dankbaar dat Nederlanders ons zo hebben geholpen.”
Docente Sharon Thal Horstman & leerling Taisiia Yemelianova uit Kharkiv:
De 15-jarige Taisiia Yemelianova gaat sinds de meivakantie naar het Canisius College in Nijmegen. In maart kwam ze naar Nederland vanuit miljoenenstad Kharkiv. Nu woont ze samen met haar moeder bij een gastgezin in het dorp Altforst. De eerste dag op haar nieuwe middelbare school in Nederland herinnert ze zich nog goed: “De school had speciaal voor ons een ontbijt gemaakt. Dat was fijn, we voelden ons meteen erg welkom.”
Sharon Thal Horstman is docent Nederlands en biedt twee dagen in de week ondersteuning aan de Oekraïense vluchtelingen. “De eerste week stond echt in het teken van wennen en vertrouwen opbouwen. Wie zijn ze, waar komt iedereen vandaan? Pas daarna zijn we gestart met echte lessen.”
Cultuurverschil
De school heeft de leerlingen uit Oekraïne verdeeld over twee klassen; een met onderbouw- en een met bovenbouwleerlingen. Zij volgen hun lessen apart van de Nederlandse kinderen. Taisiia zit brengt haar tijd dan ook vooral door met haar Oekraïense vrienden en vriendinnen, zoals de 15-jarige Sofia Oliinyk. Niet alleen de taal is een barrière, maar ook het cultuurverschil. “Ik ben gewend aan strenge docenten, hier zijn ze je vrienden”, zegt Sofia. Taisiia vult aan: “De Nederlandse leerlingen gaan soms niet eens naar de les en maken hun huiswerk niet. Ze weten ook niet wat ze later willen doen.” De Oekraïense meiden hebben juist veel ambitie, ook al is de toekomst in Nederland onzeker. Taisiia: “Wij willen integreren en Nederlands leren. We weten precies wat we willen en zijn altijd bezig onszelf doelen te stellen.”
Om te voorkomen dat er eilandjes ontstaan, probeert Horstman het onderlinge contact te stimuleren. “‘Vraag bijvoorbeeld eens of ze even bij je komen zitten’, zeg ik tegen mijn Nederlandse leerlingen. Want stel je voor dat jou dit overkomt, hoe moet je je dan wel niet voelen? Daar hebben we het wel over met elkaar.” Het lijkt te werken, Taisiia heeft langzaamaan wat meer contact met haar Nederlandse leeftijdsgenoten. “Ze vragen hoe het met ons gaat of we zitten samen in de pauze. Dat vind ik wel heel leuk.”
Heftig bombardement
Waren de eerste weken nog gericht op kennismaking, inmiddels krijgen de Oekraïense kinderen lessen in onder meer Engels, Nederlands, wiskunde en aardrijkskunde. De leerlingen zijn gemotiveerd om te leren, maar ook snel afgeleid, ziet Horstman. “Ze vinden het moeilijk om hun telefoon los te laten. Even geleden was er weer een heftig bombardement. Dan merk je meteen dat de sfeer onrustig is in de klas.”
Het is niet makkelijk de oorlog en bombardementen klassikaal te bespreken, zegt ze. “Je moet dan toch in gebroken Engels over zo’n moeilijk en persoonlijk onderwerp praten. Daarom hebben we een paar dagen in de week een psychologe in de klas. Zij is zelf uit Oekraïne gevlucht en kan even een leerling apart nemen als ze denkt dat het nodig is.”
Ook buiten school is er nog maar weinig afleiding voor de leerlingen. Taisiia: “Na school doe ik mijn huiswerk, neem ik extra taallessen en ben ik thuis bij mijn gastgezin. Soms gaan we winkelen.” De school probeert dan ook extra activiteiten voor de kinderen te organiseren, zegt Horstman. “We kunnen daarvoor vrij makkelijk bij instanties aankloppen, gelukkig. Iedereen helpt graag mee. Wie weet zou een samenwerking met jongerenwerkers ook mooi zijn.”
In de klas beginnen zich nu ook de lijnen af te tekenen van de verschillende niveaus. Horstman: “Iedereen zit nu natuurlijk door elkaar heen. Het is de vraag hoe we daarmee omgaan. Voor veel kinderen is de toekomst natuurlijk nog totaal onduidelijk. Een van de kinderen is al teruggegaan naar Oekraïne.” Taisiia hoopt door te stromen naar een Nederlandse klas na de zomer. “Dat zou geweldig zijn. Ik heb het echt naar mijn zin hier op school. Misschien moet ik doorstuderen in de vakantie. Maar dat heb ik er wel voor over.”
Gastouder Nanette Popken & vluchteling Victoria uit Kyiv:
Nanette Popken en haar man Rob Berkemeier uit Castricum delen sinds april hun huis met vijf vluchtelingen uit Oekraïne. Victoria is gevlucht uit Rivne met een van haar zoons. Haar andere zoon is ouder dan 18 jaar en daarom achtergebleven in Oekraïne. Ook haar goede vriendin Tatiana uit Kyiv woont bij Rob en Nanette in huis met haar twee zoons.
In korte tijd zijn de vrouwen en hun gezin onderdeel geworden van het Castricumse huishouden. Dat ze in Castricum zouden eindigen, hadden ze niet kunnen vermoeden. Maar de keuze voor Nederland had Victoria wel al eerder gemaakt. “Ik wilde graag snel aan het werk. Toen besefte ik al dat het langer dan een paar weken zou gaan duren. Ik dacht dat mijn kansen in Nederland beter zouden zijn, omdat er zoveel vluchtelingen in buurlanden als Polen bleven.”
Warm welkom
Eenmaal aangekomen in Nederland kwam Victoria in contact met met de oprichter van Stichting UAID, een particulier initiatief dat sinds de oorlog noodhulp biedt en onderdak zoekt voor Oekraïense vluchtelingen in Nederland. Ook gastouder Nanette zocht in die tijd contact met de stichting. “Naar het nieuws kijken kan ik niet. Dit is een manier voor ons om iets terug te doen en de oorlog te verwerken. En we hebben de ruimte. Onze kinderen zijn het huis al uit.”
Aan de keukentafel vertelt Victoria over het warme welkom bij het gastgezin. “Ik zal de verjaardag van mijn zoon nooit vergeten, toen we pas een paar dagen hier waren. Ik kwam beneden en in de woonkamer waren slingers opgehangen. Dat was zo ontroerend, dat ze dat voor ons deden. En hoe dapper moet je zijn om vijf mensen in huis te nemen?”
Het dorp Castricum ligt ten noordwesten van Amsterdam en heeft zo’n 36.000 inwoners. Met de komst van de vluchtelingen kwam het hele dorp in beweging. Tijdens het boodschappen doen bood legde een man 30 euro extra in het winkelmandje van Nanette, omdat hij had gehoord over het verblijf van de Oekraïners. De lokale fietsenhandelaar zorgde voor fietsen voor de kinderen en buren hielpen met het inzamelen van extra kleding.
Plaatselijke groenteman
Omdat de lijnen in het dorp kort zijn, wisten veel mensen het gezin al snel te vinden. Ook de plaatselijke groenteman hielp mee en bood twee fulltime werkplekken aan, tot grote vreugde van de vrouwen. Victoria: “Ik had niet gedacht zo snel al werk te hebben. Het is een fijne plek waar we ondersteuning krijgen en een beetje met de taal kunnen oefenen. Ze zorgen goed voor ons.”
Voor de drie jongens was het in het begin niet makkelijk om een goed dag- en nachtritme te krijgen. Na een periode van angst, onzekerheid en stress kwam er bij het gastgezin ruimte voor vermoeidheid. Naar school gingen de kinderen nog niet. “Rob heeft die taak op zich genomen”, zegt Victoria. “Hij staat elke ochtend bij ze aan de deur om ze wakker te maken. Daarin is hij heel consequent. Dat helpt.”
De vrouwen en hun tienerzoons hebben hun draai goed gevonden in het dorp. ‘Opa en oma’, zoals Rob en Nanette inmiddels worden genoemd, helpen met de kinderen in de ochtend als de vrouwen al aan het werk zijn. En sinds de meivakantie gaan de kinderen naar een middelbare school in Heemskerk. Een buurman helpt een van de jongens, de 17-jarige Danya, met het zoeken naar een vervolgopleiding in de IT. Maar de onzekerheid over de toekomst blijft. De vluchtelingen hebben nog zeker zo’n zes maanden tijd om bij te komen in Castricum, zegt Nanette. “Met de juiste huisregels en afspraken gaat dat goed.”
Contact met de gemeente heeft het gezin vooral over het regelen van zaken als leefgeld en het inschrijven van de vluchtelingen op het adres. Nanette: “Ik merk dat gemeenten niet gewend zijn om dit te doen. Het was een hoop gedoe om ze in te schrijven bij het gemeentehuis. We zitten ook nog steeds achter het leefgeld aan. Ik hoop dat wat gemeenten nu leren, ook meenemen naar de toekomst. Zodat we het een volgende keer beter kunnen doen en beter voorbereid zijn.”
Het laatste nieuws, de belangrijkste ontwikkelingen en de gevolgen voor gemeenten rondom de opvang van Oekraïners in Nederland vind je op divosa.nl.