‘Werk maken van gelijke kansen’, ‘Erken de ongelijkheid’, ‘En wat als we nu weer eens gewoon gingen lesgeven?’ De titels op de boekenplank in het kantoor van Maarten Catney verraden waar zijn aandacht naar uitgaat.

De projectleider Verlengde leertijd Poelenburg en Peldersveld in Zaanstad weet hoe complex het vraagstuk kansenongelijkheid is. In ‘zijn’ wijken staan allerlei seinen op rood.

Kansenongelijkheid gaat over opgroeien in armoede, over wonen en (on)veiligheid, over (geen) werk en inkomen én over de stand van het onderwijs. Het onderwijs dat in Nederland allang niet meer de grote gelijkmaker is. Postcode en diploma van de ouders zijn anno 2022 veel bepalender voor de toekomst van kinderen.

Half uurtje extra

Ruim drieënhalf jaar geleden sloot de gemeente Zaanstad samen met liefst 24 partners in de stad het Pact Poelenburg Peldersveld. Een integraal plan van aanpak, waarvan het plan ‘De verlengde leertijd’ een onderdeel is.

Projectleider Catney blikt openhartig terug op een ‘hobbelige weg vol uitdagingen’. “Er speelt van alles in deze wijken. Kinderen groeien op met een vrij beperkt beeld van de wereld. Laten we deze duizend leerlingen op zeven basisscholen met de verlengde leertijd een breder venster op de wereld bieden. Dat was ons uitgangspunt.” Hij vervolgt: “We voelden destijds ook de druk van de politiek. Zij wilden de verlengde leertijd liever vandaag dan morgen invoeren. Toen zijn we als onderwijs op de rem gaan staan. We zijn begonnen met tweeënhalf uur per week en dat hebben we gefaseerd ingevoerd.”

De scholen begonnen met een vrijwillig aanbod na school. “Daarmee bleken we dan weer niet de kinderen te bereiken die dit programma het hardst nodig hebben.” Catney en zijn collega’s zagen dat het alleen een succes zou worden wanneer de extra leertijd structureel werd opgenomen in de schooldag. Dus: alle leerlingen elke dag een half uurtje langer naar school.

‘Alle leerlingen elke dag een half uurtje langer naar school’

Miljarden uit Den Haag

Zaanstad is niet de enige gemeente in Nederland die kansenongelijkheid bestrijdt met een verlengde leertijd. In talloze andere plaatsen – van Heerlen tot Groningen – gebeurt dit eveneens. Ook politiek Den Haag is voorstander. Begin 2021 lanceerde het ministerie van OCW het Nationaal Programma Onderwijs. Het trok voor dit programma in totaal 8,5 miljard euro uit om de leervertraging van leerlingen, opgelopen in coronatijd, tegen te gaan en hun welbevinden te verbeteren. Minister Dennis Wiersma kondigde nét voor de zomer het programma ‘School en Omgeving’ aan, dat zich specifiek richt op het verkleinen van de kansenongelijkheid. Tot eind september kunnen scholen subsidie aanvragen voor de rijke schooldag. Voor het schooljaar 2022-2023 is 34 miljoen euro beschikbaar. Geen tijd te verliezen, lijkt de boodschap aan de scholen.

De Zaanse wethouder Natasja Groothuismink, die zowel onderwijs als jeugd in haar portefeuille heeft én aan de wieg stond van Pact Pact Poelenburg Peldersveld, is sceptisch over de subsidie. “Daar gaan we weer, denk ik dan. De verlengde schooldag als losse interventie werkt helemaal niet. Weer een kortdurend programma en een zak geld. Het blijft bij pleisters plakken. Het lijkt een hoop geld, maar als we het over onze basisscholen uitsmeren, dan kom je uit op een extra schoolminuutje voor alle kinderen.” Zij gelooft in een wijkaanpak en zou graag met het Rijk kijken hoe de problematiek integraler en structureler aangepakt kan worden. “Elk ministerie doet nu afzonderlijk iets aan kansenongelijkheid. Dat zijn een hele hoop pleisters.”

De buik vol

Het optuigen van een rijke schooldag kan een middel zijn, maar het doel is het vergroten van de kansengelijkheid van kinderen in Nederland. Groothuismink: “Dat is het taaie vraagstuk. Een kwart van de kinderen in Poelenburg en Peldersveld groeit op in armoede. Willen we dat de nieuwe generatie in deze wijken kansrijker opgroeit, dan moeten we aan veel meer knoppen draaien dan de schooldag. Dat vraagt om een langdurige aanpak – twintig jaar hebben we afgesproken in het Pact Poelenburg Peldersveld – met allerlei partners in de stad en het commitment van iedereen om over de eigen horizon te kijken.”

Die partners, waaronder scholen, woningcorporaties, politie en wijkcentra, hebben heldere doelen afgesproken, zegt de wethouder. Minder werkloosheid, een betere woningmix en leefomgeving, minder armoede, minder overgewicht, zoveel mogelijk kinderen vanaf 2,5 jaar naar de voorschool, hogere citoscores en minder leerlingen die zonder startkwalificatie de school verlaten. Op allerlei plaatsen werken tal van partijen en betrokken buurtbewoners aan het pact. Op scholen en in de wijkcentra met lessen en voorlichting over gezonde voeding en leefstijl, bewoners met een uitkering krijgen intensieve begeleiding naar werk en in samenwerking met onder meer de moskee worden taallessen gegeven. Meten is weten en geen korte projectjes meer. “Daar hebben deze wijken echt de buik vol van.”

Weer een nieuw gezicht

Heldere afspraken en grote ambities om de kansenongelijkheid terug te dringen. De verlengde leerdag, die projectleider Catney mag invoeren, is een belangrijk onderdeel van de aanpak. Ze wilden in het begin te snel, te veel, zegt hij achteraf. Met te veel verschillende organisaties in de school en een erg wisselende kwaliteit van vakdocenten tot gevolg. De grote klassen van ruim dertig leerlingen bleken een probleem. “Je vraagt pedagogisch en didactisch nogal wat. Leerlingen hier hebben vaak al veel teleurstellingen meegemaakt en zitten in een overlevingsmodus. Zij gaan zo’n nieuwe leerkracht uitproberen. Dat liep niet overal goed”, bekent hij.

Het leidde tot onrust in het onderwijsteam. De eigen leerkrachten moesten soms alsnog bijspringen om de orde in de klas te bewaren en keken kritisch naar de nieuwkomers – zonder pabo-diploma. “In het begin hadden we een heel gevarieerd programma met op sommige scholen wel vijf modules per jaar. Dat betekende om de zes weken weer een nieuw gezicht voor de klas.” Hij schudt zijn hoofd. Dat werkte niet. Ambities werden bijgesteld en het programma aangepast. “Je moet het onderwijsteam écht meenemen, zorgen dat het draagvlak overeind blijft en dat gaat niet wanneer een buitenstaander komt binnenvliegen voor een lesje tekenen of drama. In het begin waren we té aanbodgericht.” Catney sprak intensief met de verschillende schoolteams. “Wat is jullie ambitie als school, wat zou daarbij passen en wat kun je zelf niet bieden?”

‘Elk ministerie doet afzonderlijk iets aan kansenongelijkheid – dat zijn een hoop pleisters’

Wereld vergroten

Even een tussenstop. Wat zegt de wetenschap? Wat is er eigenlijk bekend over de effectiviteit van de rijke schooldag? Aan onderzoeken over kansenongelijkheid geen gebrek, begint Inge de Wolf, bijzonder hoogleraar aan de Universiteit Maastricht en strategisch inspecteur bij de Onderwijsinspectie. “Dat laat vooral zien dat de kloof in Nederland alleen maar groter wordt, de urgentie is duidelijk. En gelukkig is er de afgelopen jaren ook meer kennis gekomen over de aanpak en middelen om kansenongelijkheid tegen te gaan.” Specifiek naar de effecten van de verlengde leertijd of rijke schooldag is echter veel minder onderzoek gedaan. “Als we naar de literatuur kijken, dan variëren de effecten van nul tot negatief tot ongelofelijk effectief. En daar zit precies de grote uitdaging. Je kunt het blijkbaar dus heel goed doen, maar ook snel verprutsen.”

De financiering

De gemeente Zaanstad berekende aanvankelijk dat de verlengde leertijd 650.000 tot 700.000 euro per jaar zou kosten. Dat bleek ontoereikend. Om 1.600 leerlingen dagelijks een half uur meer lestijd te kunnen aanbieden, wordt nu 1 miljoen euro per jaar uitgetrokken. Het geld komt uit verschillende potjes: de brede impuls combinatiefuctionarissen, armoedegelden en na ongeveer een jaar kwamen er ook Regiodealmiddelen bij. Eerst had Zaanstad deze laatste middelen nog niet; de verschillende partners hebben toen gezamenlijk bij de stichting VSBfonds gelobbyd voor een bijdrage. VSB heeft voor drie jaar bijgedragen via schoolbestuur AGORA.

Toch kan De Wolf twee effectieve aanpakken noemen. “Dat is verlenging van de leertijd met daarbij een focus op de basisvaardigheden – extra rekenen en taal in kleine groepjes.” Dit levert vaak al binnen een paar maanden resultaat op, te meten met toetsen. “Dat is belangrijk om achterstanden weg te werken. Zeker omdat we weten dat bij kinderen uit arme gezinnen het risico op laaggeletterdheid hoog is – en dat is echt iets waarvan zij hun hele leven last blijven houden.”

Een andere effectieve aanpak is het vergroten van de wereld van deze kinderen; denk aan extra uren sport, cultuur, kunst en burgerschap. Zaken die zij normaal in mindere mate aangeboden krijgen. “Minder eenvoudig te meten, maar later wel belangrijk bij hun studie- of beroepskeuze. Hoe meer je kent, hoe beter je leert wat bij jou past, waar je goed in bent, wat je leuk vindt. Deze activiteiten organiseren scholen nu ook in het verlengde deel, waardoor er in de basisleertijd meer ruimte is voor taal en rekenen.” En nog een belangrijk inzicht: “Ongeacht het aanbod hangt heel veel af van de kwaliteit van de leerkracht en een goed lesprogramma dat de kinderen krijgen voorgeschoteld.”

School

Zorg voor rust

De Wolf ziet door het hele land goedbedoelde initiatieven ontstaan, zonder dat daaraan een doordacht plan of visie ten grondslag ligt. “De verleiding is blijkbaar groot om de extra leertijd in te richten met allemaal leuke activiteiten en projectjes. Daarmee is niet zoveel mis, maar verwacht niet dat je zo leerachterstanden wegwerkt.” Uiteindelijk draait het volgens haar om de vraag: wat is nu goed onderwijs? “En daarover ontbreekt de consensus, de meningen in het land lopen daarover enorm uiteen.”

Ze raadt onderwijs en gemeenten in ieder geval aan niet gehaast aan de slag te gaan. Ook niet onder druk van Den Haag. Ook niet omdat er nu extra subsidie te halen is. “Laat je niet gek maken. Zorg voor rust binnen de school. Maak een goede analyse van de lokale situatie: wat wil je bereiken? Wees zo concreet mogelijk en ga dan aan de slag. Evalueer na een half jaar en stel bij. Ik zie gelukkig een groeiend aantal scholen en gemeenten die die rust organiseren en zij krijgen ook steeds betere programma’s.”

Na een woelig eerste jaar hervonden de zeven scholen van Pact Poelenburg Peldersveld die rust. Projectleider Catney zag stapje voor stapje vooruitgang. Het aantal organisaties waarmee de scholen samenwerkte, werd teruggebracht. Met de kwalitatief goede vakspecialisten zoals ze nu genoemd worden, werd een langdurige samenwerking van een jaar aangegaan. Ook Catney benadrukt het belang van goede mensen voor de klas. “Ik ben inmiddels niet meer zo bang voor mensen zonder pabo-diploma; deze vakspecialisten kijken vaak met verfrissende blik naar het onderwijs en de leerlingen. Eerlijk gezegd denk ik ook dat we hier, gezien het lerarentekort, steeds meer naartoe moeten. Laat bijvoorbeeld een vakspecialist standaard op vrijdagmiddag techniek geven, dat geeft ook ruimte in de formatie.”

‘Je kunt het heel goed doen maar ook snel verprutsen’

De Zaanstadse kinderen krijgen in de extra tijd onder meer muziek- en technieklessen en lessen in mediawijsheid. Inmiddels zijn de vakdocenten net zoals de gymleerkracht onderdeel van het team. Ze zijn een of twee dagen op de scholen. “Dat werkt. De vakdocent en leerkracht vullen elkaar goed aan, overleggen over leerlingen. Het team ziet nu ook de meerwaarde in van de extra leertijd.” Sommige kinderen die bijvoorbeeld niet zo hoog scoren op rekenen of taal, blijken erg technisch te zijn. “Dat soort mensen hebben we in Nederland juist heel hard nodig. We kijken nu of we deze resultaten ook op de rapporten kunnen laten zien.”

Niet blindstaren

Nu is het niet zo dat de citoresultaten in Zaanstad niet meer meetellen. Een hogere score is immers ook een van de doelen van Pact Poelenburg Peldersveld. Trots wijst Catney op de resultaten van de Brede School Academie Zaanstad (BSA), die al sinds 2015 draait en waar hij directeur is. BSA is een landelijk, effectief bewezen, onderwijsinterventie. Gemotiveerde kinderen die goed zijn in rekenen maar achterblijven in begrijpend lezen, kunnen hiervoor door de basisschool worden aangemeld en worden vier uur per week na school in een apart gebouw bijgespijkerd. De lessen worden gegeven door professionele leerkrachten.

Toch staart Catney zich niet blind op de citoscores. “We zien dat leerlingen met onze aanpak met een breder venster naar de middelbare school gaan. En ze zijn 2,5 uur per week langer in een veilige omgeving. Helpt dat om kansenongelijkheid tegen te gaan? Het is zeker niet de enige oplossing, maar het helpt wel. Daar ben ik van overtuigd. Ik ben trots op wat we hier de afgelopen jaren hebben neergezet.”

Meer weten en meepraten over de verlengde schooldag in theorie en praktijk? Meld je aan voor de Sprank-meetup op 11 november: divosa.nl (zie agenda).