Het zal niet het allerheetste hangijzer zijn voor de onderhandelaars op het Binnenhof, maar één ding is zeker:

het nieuw te vormen kabinet móet een reddingsplan maken voor de jeugdzorg, zowel voor de financiën als voor de inrichting van het stelsel. Kinderen en gezinnen wachten te lang op zorg, professionals hebben een te hoge werkdruk, zorgaanbieders hebben personeelstekorten en gemeenten krijgen geen grip op de uitgaven. Dit laatste heeft grote consequenties, omdat het de slagvaardigheid van gemeenten onder druk zet. ‘Het maatschappelijk en economisch herstel van Nederland na corona valt of staat met krachtige gemeenten. En die vallen om als het jeugdzorgthema niet wordt opgelost’, zei VNG-voorzitter Jan van Zanen in mei in Buitenhof.

De toekomstige bewindslieden van VWS treffen stapels brandbrieven en adviesrapporten aan op hun bureau met aanbevelingen om het tij te keren. Meest recent is de ondubbelzinnige oproep van de WRR dat ‘maatregelen in de jeugdzorg geen uitstel meer dulden’. De bewindslieden moeten ook de uitspraak van de Commissie van Wijzen gestand doen. Die oordeelde begin juni in de arbitragezaak die de VNG namens de gemeenten had aangespannen dat er de komende jaren miljarden extra naar de jeugdzorg moeten. Het demissionaire kabinet stelde vervolgens voor volgend jaar 1,3 miljard beschikbaar om de tekorten te compenseren.

Beetje anders

Gemeenten hopen dat het nieuwe kabinet ook in de jaren na 2022 met extra geld over de brug komt. Toch is er algemene consensus dat het niet alleen een kwestie van geld is. Een belangrijke oorzaak van de ongebreidelde kostenstijgingen is dat steeds meer kinderen een beroep doen op de jeugdzorg. Sinds de gemeenten in 2015 de uitvoering van de jeugdzorg hebben overgenomen van de provincies, is het gebruik met 18,5 procent gestegen. In 2019 maakten bijna 424.000 jongeren beneden de 18 jaar gebruik van jeugdhulp. Dat is bijna 1 op de 8 jongeren.

“Onze tolerantie van wat afwijkt van normaal is afgenomen. Kinderen kunnen niet meer een ‘beetje anders’ zijn. De tweede bepalende maatschappelijke ontwikkeling is dat kinderen van hoogopgeleide ouders lijden onder prestatiedruk. Als kinderen dat niet aankunnen, dan wordt steeds vaker hulp van buitenaf ingeroepen”, zegt Duco Stuurman, stedelijk directeur Sociaal bij de gemeente Amsterdam. Hij zat ook in de commissie-Sint, die dit jaar op verzoek van Rijk en gemeenten maatregelen in kaart bracht voor een toekomstbestendig jeugdstelsel.

'De giftige werking van bestaansonzekerheid los je niet op met jeugdzorg; breng de maatschappij op orde'

Nee verkopen

De eerste, principiële vraag is dus hoe ver de verantwoordelijkheid van gemeenten reikt. Stuurman: “Voor wie is de jeugdzorg nu precies? Gechargeerd: voor de zwaardere gevallen of voor ieder kind dat niet zo gelukkig is? De huidige Jeugdwet is zo ruim geformuleerd dat nagenoeg iedereen er een beroep op kan doen. En gemeenten die restricties stellen, worden teruggefloten door de rechter. Zonder dat de wet wordt aangepast, is het niet mogelijk om ‘nee’ te verkopen.”

“Je zult mij niet snel horen zeggen wat een publieke taak is en wat niet”, zegt Korrie Louwes, tot 1 oktober van dit jaar hoofdinspecteur bij de Inspectie Gezondheidszorg & Jeugd (IGJ). “Maar als een paal boven water staat dat de intensive care van de jeugdzorg nooit om financiële redenen mag verdwijnen. Bij beperkte budgetten moet gespecialiseerde, hoogwaardige jeugdzorg voorrang krijgen. Dat is nu lang niet altijd het geval: een steeds groter deel van de geldstromen gaat naar lichte vormen. Het gevolg is dat echt kwetsbare kinderen en jongeren, met ernstige psychische klachten en gedragsproblemen, te lang verstoken blijven van zorg of hulp.”

Jeugdzorg verbeteren

De jeugdzorg verbeteren, is niet alleen een kwestie van geld. Sprank signaleert zes opgaven:

  1. Bepaal hoe ver de verantwoordelijkheid van gemeenten reikt. Wat valt er onder jeugdzorg en wat niet?
  2. Bepaal welke vormen van jeugdzorg gemeenten op lokaal en op (boven)regionaal niveau moeten aanbieden.
  3. Denk na over het aantal zorgaanbieders dat je contracteert. Bij minder aanbieders ontstaat er meer zicht op de vraag of het aanbod aansluit op de vraag.
  4. Overweeg om langjarige contracten af te sluiten. Dit geeft zorgaanbieders de financiële stabiliteit om te investeren in het vakmanschap van hun medewerkers.
  5. Bied zorgprofessionals autonomie, doorgroeimogelijkheden en
    financieel perspectief.
  6. Investeer in preventie en werk aan armoede, kansenongelijkheid en slechte huisvesting.

Schaal van 352

Een andere kwestie is wat gemeenten in hun eentje moeten doen en wat samen. De IGJ pleit er al langer voor om de meer gespecialiseerde vormen van jeugdzorg (boven)regionaal te organiseren. Louwes: “Het is een illusie om te denken dat je dat voor elkaar krijgt op het niveau van 352 gemeenten. Het zou ook tamelijk dramatisch zijn als in iedere gemeente iedere vorm van hoogspecialistische jeugdzorg nodig was. Daar komt bij dat er tekorten zijn aan bepaalde professionals. Zo zijn er momenteel te weinig kinderpsychiaters. Als je dat weet, zorg dan dat zij zoveel mogelijk kinderen kunnen helpen. Ook dat gaat niet lukken op een schaal van 352.” Demissionair minister De Jonge van VWS heeft al stappen gezet in deze richting. Momenteel ligt een wetsvoorstel tot verdergaande verplichte regionalisering voor een aantal onderdelen van de Jeugdwet voor advies bij de Raad van State.

Van belang is verder dat gemeenten met minder zorgaanbieders in zee gaan. Nu komt het voor dat één gemeente met meer dan honderd aanbieders een contract heeft. Daardoor kunnen zij niet of nauwelijks toezicht houden op de rechtmatigheid, doelmatigheid en kwaliteit van de zorg. Ze hebben ook weinig zicht op het totale aanbod. “Hoe meer versplintering, hoe lastiger vast te stellen of de optelsom van het aanbod de vraag afdekt. Ter nuancering voeg ik daaraan toe dat diversiteit bij sommige vormen van jeugdzorg prima is. Dan denk ik aan lichte, kortdurende ondersteuning, waarbij het vooral draait om vertrouwdheid en nabijheid”, zegt Louwes.

Stuurman wijst op het risico dat bij een beperkter aanbod de keuzevrijheid voor kinderen en ouders in gevaar komt. “Dat kun je bijvoorbeeld ondervangen door mensen bij een zorgaanbieder te laten kiezen voor een individuele hulpverlener die bij hen past, zoals de gemeente Utrecht doet.”

Uurtje factuurtje

De opgave is ook om te zorgen voor meer eenvoud en uniformiteit. Louwes: “De organisatie in de verschillende ketens kan veel simpeler. Zo hebben wij geïnventariseerd hoe schrikbarend veel partijen en overdrachtsmomenten er zijn in de jeugdbeschermingsketen – van een melding bij Veilig Thuis tot een uithuisplaatsing van een kind. Dat moet echt anders.”
Stuurman pleit voor uniformiteit in de kwaliteit. “Wat is kwalitatief goede jeugdzorg en hoe zorgen we dat dit hetzelfde is in Amsterdam, Terneuzen en Dalfsen? Wat is de kostprijs daarvan? Hoe effectief zijn de behandelingen die worden ingezet? Nu weten we dat vaak niet. Vergeleken met het medisch domein is het weliswaar beperkt, maar er is wetenschappelijk onderzoek beschikbaar over wat wel en niet werkt in de jeugdzorg. We moeten dus veel meer evidence based gaan werken. Dit is de professionaliseringsslag waar gemeenten en zorgaanbieders voor staan.”

Ook in de administratieve lasten valt genoeg te snoeien. Jeugdzorgmedewerkers gaan steeds vaker gebukt onder rapporteerdruk. “Veel gemeenten zijn zich de afgelopen jaren gaan opstellen als manager en inkoper, waarbij ze met bureaucratische controle wanhopig sturen op kostenbeheersing. Uurtje factuurtje, elke stap, elke keuze moet worden vastgelegd – een enorme, tijdverslindende papierwinkel voor professionals”, zegt Maaike van der Aar, bestuurder bij FNV Jeugdzorg.

Louwes benadrukt dat het gaat om publiek geld, véél publiek geld, en dat verantwoording dan altijd nodig is. “Het scheelt wel als gemeenten de verantwoordingseisen standaardiseren; vraag op regionaal niveau hetzelfde aan zorgaanbieders. Dat gebeurt al in een aantal regio’s, maar helaas nog niet overal.”

'Gespecialiseerde jeugdzorg op lokale schaal is een illusie'

Minder wantrouwen

Sommige experts zeggen dat het ook op dit vlak helpt als gemeenten samenwerken met een beperkt aantal aanbieders. Want dan worden langjarige samenwerking en partnerschappen mogelijk en voeren wantrouwen, verantwoordingseisen en administratieve verplichtingen minder de boventoon. Van der Aar gelooft daar niet zo in. “Gemeenten en jeugdzorgaanbieders hebben allebei hun eigen (financiële) belangen, dus die onderlinge verhoudingen zullen niet gauw veranderen. Veel beter is het als de professionals en hun cliënten weer achter het stuur komen te zitten.”

De FNV wil stevige, gezaghebbende lokale eerstelijnsteams optuigen, met brede expertise, die in overleg met de cliënten de triage doen en zelf lichte ondersteuning verlenen. “Wat de zorgvraag inhoudt en waar die thuishoort, is een vraag die alleen professionals kunnen beantwoorden – en niet de bestuurders van gemeenten.” Ook de inkoop van jeugdzorg moet een taak van de zorgprofessionals worden. “Het zou goed zijn als er in iedere jeugdzorgregio een private coöperatie komt, waarin professionals en cliëntvertegenwoordigers samen zorgproducten inkopen die daadwerkelijk aansluiten op de vraag in die regio. Jeugdzorgmedewerkers die ik spreek, zeggen: ik zou een moord doen voor zo’n model.”

Inspecteur Louwes wil niet ingaan op het FNV-plan. Zij vindt dat ook binnen het huidige stelsel verbetering mogelijk én nodig is om de positie van de professional te verstevigen. “Ik zie mooie initiatieven in het land. Kijk bijvoorbeeld naar Nijmegen, waar autonome, generalistische buurtteams niet meer indiceren, maar basishulp en toegang naar aanvullende zorg bieden. Een voorbeeld van hoe je professionals hun eigen afwegingen laat maken.”

'We moeten serieus gaan nadenken over wie we waarvoor belonen in de publieke sector'

Leegloop

De veronderstelling is dat meer professionele autonomie niet alleen de hulpverlening beter maakt, maar ook het vak aantrekkelijker. En dat is gezien de leegloop van personeel geen overbodige luxe. Een punt van grote zorg, aldus Stuurman. “Het werk is zwaar en de betaling relatief slecht. Mensen wijken uit naar minder belastend en beter betaald werk. Het is tijd dat we serieus gaan nadenken over wie we waarvoor belonen in de publieke sector. Voor het ingewikkeldste werk heb je de beste mensen nodig – dus daar moet wel iets tegenover staan.”

Louwes. “Mensen blijven langer in de sector als ze doorgroeimogelijkheden en financieel perspectief zien. Essentieel is dat werkgevers investeren in opleiding en vakmanschap. Dat vereist dat gemeenten langjarige contracten afsluiten, want alleen dan hebben de zorgaanbieders daarvoor de financiële stabiliteit. Ook maatschappelijke waardering speelt een rol; het oordeel van de professional serieus nemen. Tot slot moeten jeugdzorgmedewerkers de tijd en ruimte hebben om na te gaan wat er echt aan de hand is in een gezin en om expliciet de kinderen te bevragen. Het is niet goed om over hun hoofden te beslissen; zij weten en voelen meer dan menigeen denkt.”

Maatschappij op orde Op langere termijn kunnen gemeenten de druk op de jeugdzorg verminderen door te investeren in preventie. FNV-bestuurder Van der Aar: “Veranker programma’s als ‘Een kansrijke start’ en ‘De gezonde school’ duurzaam in de gemeente. Geef ook gestalte aan de gedachte ‘It takes a village to raise a child’. Sociale steun vergroot de draagkracht van gezinnen en helpt ernstige opvoedingsmoeilijkheden te voorkomen. Ga dit als gemeente niet zelf doen, maar schakel het lokale netwerk in van bijvoorbeeld scholen, wijkverenigingen en organisaties voor kraamzorg en vrijwilligers.”

En, last but not least: werk aan armoede, kansenongelijkheid en slechte huisvesting. “Ruim een kwart van de bevolking leeft in bestaansonzekerheid. Onder meer via chronische stress heeft dit een giftige uitwerking op de ontwikkelkansen van kinderen. Dit los je niet op door een kind in jeugdzorg te brengen, maar door de maatschappij op orde te brengen.”