Tussen 2014 en 2016 kregen 44.000 Syriërs een verblijfsvergunning. Ze zijn verreweg de grootste groep nieuwkomers die zich de laatste jaren in Nederland hebben gevestigd. Het Sociaal Cultureel Planbureau onderzocht hoe het met ze ging. Ze keken in de databanken en enquêteerden ruim 3.000 recente Syrische nieuwkomers. De respons was weergaloos goed. En al die Syriërs staken de loftrompet af.

Dus ze zijn enthousiast?

Ja, blijkbaar. Ze zijn hier nog maar kort, maar driekwart voelt zich al thuis en ze geven hun leven een 8,5. Ook met de kids gaat alles lekker (zeggen de ouders). Van hen voelt 96 procent zich thuis en hun leven krijgt een 8,6. Syriërs voelen zich vooral heel veilig en ze hebben een positief beeld van de kansen en mogelijkheden van migrantengroepen in Nederland.

Mooi toch?

Nou, de onderzoekers lijken het bijna niet te geloven en bij elke positieve noot gaan ze de boel snel downplayen: Syriërs zouden terughoudend zijn met kritiek, zijn misschien wel te hoffelijk of bekijken alles door een roze bril omdat ze hier pas net zijn. Ze vergelijken hun situatie immers met een land in oorlog of met de ontberingen tijdens hun vlucht. En ja, als je het zo bekijkt, dan is het hier natuurlijk al heel snel gezellig.

Dus de onderzoekers geloven het niet?

Er zijn ook minder leuke cijfers. De Syriërs zijn nog aan het bijkomen van een oorlog en hier hun leven aan het opstarten. 41 procent is psychisch ongezond (en dat is bijna 4 keer zo veel als bij Nederlanders). En daarnaast hebben ze nog weinig kudos op de arbeidsmarkt. Slechts 12 procent had in 2017 werk. En dat is dan vaak ook nog in deeltijd en laagbetaald. Gevolg is dat 90 procent van de Syrische nieuwkomers in de bijstand zit.

Maar die Syriërs waren toch allemaal hoogopgeleid?

Niet dus! 31 procent heeft ten hoogste basisonderwijs (voor autochtone Nederlanders is dat 6 procent) en 20 procent is hoger opgeleid. Vergeleken met autochtone Nederlanders (34 procent) is dat toch weinig. De pech is natuurlijk ook dat een hoge opleiding in het herkomstland niet per se een vip-toegang biedt tot de arbeidsmarkt hier. Diploma’s worden niet altijd erkend en tsja die taal hè, dat is een ding. Vraag Syriërs zichzelf een cijfer te geven voor de beheersing van de taal en dan halen ze een 4,6.

Wat kunnen we nu verwachten?

Ze gaan er wel voor, die Syriërs. Ze zijn hard de taal aan het leren. 28 procent loopt stage en 64 procent zegt werk te zoeken (alhoewel niet altijd even actief en eigenlijk vooral de mannen). Ze hebben wel goede hoop: 47 procent geeft aan dat de kans op werk het afgelopen jaar sterk is toegenomen.

Nou, mooi toch?

Syriërs lijken in veel aspecten op eerdere vluchtelingengroepen uit Afghanistan en Irak. Wie zich een beetje in de ontwikkeling van deze twee groepen verdiept, weet al gauw dat deze mensen een moeizaam integratieproces hebben doorlopen. Als hun situatie het voorland is van de Syriërs, dan zullen ook zij moeilijk werk vinden en veelal van de bijstand afhankelijk blijven.

Dus de voortekenen zijn …?

Het kán anders aflopen, schrijven de onderzoekers hoopvol. De economie gaat als een tierelier dus er zijn banen. Bovendien hebben de Syriërs relatief kort in de opvang gezeten. Dat schijnt heel goed te zijn, omdat lang wachten mensen alleen maar passief en depressief maakt. En dan zijn er als klap op de vuurpijl de ‘geïntensiveerde beleidsinspanningen’. Dat betekent dat nu alle hoop op de gemeenten is gericht.

Slik.

Ja, inderdaad: SLIK. Dat is me nogal een molensteen die daar om de nek van gemeenten wordt gehangen. Ik geloof best dat gemeenten hier stappen kunnen zetten, maar zelfs als zij heel succesvol zijn, zal de bijstandsafhankelijkheid van Syriërs slechts van ‘heel hoog’ dalen naar ‘best wel hoog’. En het is maar de vraag wat dat doet met het gemoed van de mensen die hun leven nu nog een 8,4 geven.

Vier weetjes over Syrische statushouders

  1. 80 procent is (zeer) tevreden met de maatschappelijke begeleiding
    die zij krijgen in hun gemeente, meestal van VluchtelingenWerk of
    een welzijnsorganisatie.
  2. 33 procent voelt zich al Nederlands, 47 procent een beetje.
  3. 56 procent is niet van plan nog terug te gaan naar Syrië.
  4. 70 procent is niet ontevreden met hun financiële situatie, ook al hebben ze een laag inkomen.