Albert Jan Kruiter houdt zich al meer dan twintig jaar ‘redelijk fanatiek’ met de publieke zaak bezig.

Hij probeert een antwoord te vinden op de vraag waarom de mensen die de overheid het hardste nodig hebben, juist niet worden geholpen; waarom al het geld, de energie en goede bedoelingen van de systeemwereld vaak zo weinig uitrichten in de leefwereld. In 2011 stond Kruiter mede aan de wieg van het Instituut voor Publieke Waarden (IPW), dat actieonderzoek doet naar de publieke zaak. “Wij lossen publieke problemen op (actie) en bestuderen vervolgens waarom dat lukt (onderzoek).”

Hij publiceert boeken en artikelen, figureert regelmatig in de media en speelde een glansrol tijdens de verhoren van de parlementaire commissie die onderzoek deed naar het functioneren van overheidsorganisaties. ‘Kruiter deed een boel constateringen waarvan je hoopt dat de Tweede Kamerleden ze op Delftsblauwe tegeltjes laten schilderen’, schreef columnist Sheila Sitalsing na afloop in de Volkskrant. Een bekende uitspraak van Kruiter is dat het systeem in Nederland voor 80 procent van de mensen prima werkt, maar voor 20 procent niet. En voor de helft van die 20 procent doet het zelfs meer kwaad dan goed. “Dat zijn de mensen die te maken hebben met meerdere instanties tegelijk – en dat hoeven er echt geen tien te zijn. Het wordt al lastig als je bijvoorbeeld gedoe met de uitkering hebt, een huurachterstand en opvoedingsproblemen. Dan zijn er drie bureaucratieën in het spel die letterlijk niet in staat zijn een mens of gezin als geheel te zien. Dat is het gevolg van de privacywetgeving – terecht, want het gaat het UWV niets aan dat je kinderen onder toezicht staan – én de ict bij de overheid. Algoritmen zien een burger enkel als uitkeringsgerechtigde, huurder, belastingbetaler, patiënt enzovoort, al naar gelang de organisatie die ze gebruikt. Zij gaan dus voorbij aan de problemen die er spelen op andere terreinen, met soms catastrofale gevolgen.”

Je vergelijkt de filosofie van de zelfredzaamheid wel met de manier waarop in de Middeleeuwen met vermeende heksen werd omgegaan.

“Iedereen wordt verondersteld zelfredzaam te zijn, totdat het tegendeel is bewezen. Maar dan liggen sommige mensen al in de goot en is het te laat. Net als in de heksentijd, toen vrouwen in het water werden gegooid. Als ze verdronken, waren ze geen heks, maar wel dood. Wetgeving is altijd gebaseerd op een mensbeeld, dat meeverandert met de politieke mode. Het beeld van de zelfredzame burger kwam in zwang bij de kabinetten-Balkenende. Mensen moesten niet voor alles naar de overheid kijken, maar hun eigen zaakjes regelen. Later vervolmaakten de kabinetten-Rutte dat mensbeeld met de participatiesamenleving.

In de jaren daarvoor, in de paarse tijd, werd de burger gezien als klant. De overheid ging werken als bedrijf, efficiënt en doelmatig, en de mondige, goed geïnformeerde burger kon in het aanbod wel vinden wat hij nodig had. De laatste tijd beschouwt de overheid burgers vooral als potentiële fraudeurs. Dit komt niet alleen door de Bulgarenfraude met toeslagen in 2013, maar ook doordat burgers en overheid steeds verder van elkaar af zijn komen te staan. Overheidskantoren werden gesloten en met de afname van het direct contact groeide het wantrouwen.”

Doe eens een voorstel voor een beter mensbeeld.

“Het probleem is dat we het verabsoluteren. Mensen zijn of volledig zelfredzaam, of niet. Terwijl 90 procent van de Nederlanders daar een beetje tussenin zit. Mensen die studiefinanciering krijgen of hun hypotheekrente aftrekken, krijgen ook financiële steun van de overheid, toch? Ook bij fraude gaat de overheid uit van zwart of wit: je belazert de boel of niet. Deze versimpelingen zijn nodig omdat de verschraalde ict-uitvoeringsorganisaties de bijbehorende wetten anders niet kunnen uitvoeren. Computersystemen zijn geprogrammeerd op uitersten, zij kunnen de complexiteit van het echte leven niet aan. Als je acht verschillende mensbeelden moet programmeren, loopt het systeem vast. Je zou kunnen zeggen dat onze moraal zich heeft aangepast aan de techniek.”

Dan maar alle systemen de deur uit?

“De ict werkt goed voor – daar is dat percentage weer – 80 procent van de bevolking. Zelf heb ik bijvoorbeeld een tamelijk eenvoudig leven. Ik heb geen kinderen, woon samen en huur particulier. Mijn enige contact met de overheid is dat ik één keer per jaar inkomstenbelasting moet betalen en dat gaat prima met de door het algoritme van de Belastingdienst uitgespuugde brieven. Maar voor 20 procent van de mensen is dat anders – en computersystemen weten niet wanneer ze tekortschieten. Wat zou het mooi zijn als een algoritme zelf aangeeft dat er teveel speelt bij een bepaalde burger en vervolgens een seintje geeft aan het wijkteam. En dat er dan hulp- en zorgverleners van vlees en bloed op het toneel verschijnen.”

Hoe zie je dat voor je?

“Sinds de decentralisaties werken de meeste gemeenten – de (middel)grote althans – met wijkteams. Daarin zitten bij uitstek mensen die achter de voordeur komen. Die ongeopende aanmaningen op tafel zien liggen, die merken dat het koud is in huis omdat de energierekening niet is betaald. Naast de circa tienduizend wijkteamleden zijn er in Nederland nog een stuk of twintigduizend andere professionals die bij de mensen thuis komen. Denk aan wijkagenten, wijkverpleegkundigen en thuiszorgmedewerkers. Ons land beschikt dus al over de mankracht om de menselijke maat in de wijken te herstellen. Maar dan is het wel nodig dat het Rijk van al zijn uitvoeringsinstellingen – UWV, SVB, DUO, Belastingdienst, CJIB enzovoort – één serviceloket maakt voor wijkteams. Met een direct telefoonnummer. Zodat een wijkteamlid gewoon even kan bellen: ‘Ik ben nu bij dit en dit gezin in Utrecht Overvecht, dit is het sofinummer en er is wat aan de hand met de uitkering en beslag door schuldeisers, zoeken jullie het even uit en bel me terug als je het hebt geregeld.’

Kortom: ik zie de wijkprofessionals niet als de handen en voeten die moeten uitvoeren wat elders is bedacht, maar juist als het beginpunt van het herstel van de menselijke maat. Zíj weten wat er moet gebeuren in zo’n gezin, zij weten wat goed is. Aristoteles zei al dat kennis iets anders is dan wijsheid. Kennis is er bij de overheid genoeg, maar voor praktische wijsheid moet je bij de professionals in de uitvoering zijn.” Je wilt sowieso een grotere rol voor de uitvoeringspraktijk. “De knip tussen beleid en uitvoering is gemaakt door de paarse kabinetten. Zij privatiseerden essentiële overheidstaken, zoals de post en het treinvervoer, of besteedden deze uit aan zelfstandige bestuursorganen. Daarna werd bezuinigd op deze uitvoeringsinstituten, zodat die hun werk met steeds minder mensen en steeds meer ict moesten doen. Ondertussen werd de wet- en regelgeving complexer. In Den Haag denken ze dat het klaar is als beleid door de Tweede en Eerste Kamer heen is. Maar dan begint het eigenlijk pas, want het moet wel worden uitgevoerd.

De gedachte dat een beleidsmaker op een departement ook in de praktijk kennis kan ophalen, heeft nog niet echt postgevat. Eigenlijk moet bij iedere nieuwe wet helemaal aan het begin van het traject een uitvoeringstoets plaatsvinden. Op termijn zou het mooi zijn als beleid as such gaat verdwijnen. Dat er dan intelligente uitvoeringsteams bestaan, met niet alleen hulpverleners uit de wijkteams, maar bijvoorbeeld ook juristen, strategen en econometristen. Die teams zitten in de wijk en kunnen naar bevind van zaken plannen maken en aanpassen. Dan knoop je beleid en uitvoering echt aan elkaar.”

Albert Jan Kruiter (1976)

is medeoprichter van het Instituut voor Publieke Waarden. Hij studeerde public administration aan de Universiteit Leiden en promoveerde in 2010 aan de Universiteit van Tilburg. Recent publiceerde hij samen met collega Sophie Albers ‘Doen wat goed is, pleidooi voor praktische wijsheid in het sociale domein’.

Meer lezen? Doenwatgoedis.nl en doorbraakmethode. nl.

'Computersystemen kunnen de complexiteit van het echte leven niet aan. Je belazert de boel, of niet.'

Een mooie opdracht voor Mariëtte Hamer, de nieuwe informateur. Wat zou je haar nog meer willen meegeven?

“Eén: vind een oplossing voor de wooncrisis, omdat het gebrek aan betaalbare woningen een hele hoop sociale ellende veroorzaakt. Twee: vind een oplossing voor de vastgelopen arbeidsmarkt, waar de rechtspositie en bestaanszekerheid van een groeiend aantal werkenden onder druk staan. Drie: denk na over het geestelijk welzijn in Nederland. Het beroep op de ggz neemt toe – een trend die al voor corona was ingezet – en uit onderzoek van het RIVM blijkt dat de kosten van deze zorg de komende veertig jaar zullen vervijfvoudigen. Wat zegt dat over onze samenleving? Vier: investeer in een goed, meerjarig plan om de onderwijsachterstanden in te lopen, vooral in kwetsbare wijken. En door dit alles heen speelt de opgave om het vertrouwen tussen burger en overheid te herstellen.”

Dat laatste lijkt me geen sinecure.

“Dat kan door de menselijke maat terug te brengen. Aan de dienstverlenende kant van de verzorgingsstaat heb je daarvoor de wijkteams nodig, zoals ik net heb uitgelegd. Aan de democratische kant vraagt dit meer dualisme in de politiek én meer participatiemogelijkheden voor burgers. Het is hoognodig dat politici de problemen van mensen serieus gaan nemen en vaker met hen gaan praten, niet alleen eens in de vier jaar bij de verkiezingen.

Dit geldt ook op lokaal niveau. Gemeenten en gemeenteraden vinden burgers vaak heel leuk, zolang ze maar niet al te lastig zijn. Maar een duurzame democratie kan niet zonder lastige burgers; dat noemen we tegenspraak. Efficiency is geen publieke waarde, maar een term die we van het bedrijfsleven hebben geleend. Als je efficiënt en snel je beleid wilt in-, door- en uitvoeren, moet je een dictatuur oprichten. Democratie daarentegen is juist uitgevonden om níet efficiënt te zijn, om alle geluiden te verzamelen en gezamenlijk tot een oplossing te komen.

Vraag als gemeente dus aan cliënten in het sociaal domein hoe zij zelf tegen hun probleem aankijken. Of ga met buurtbewoners praten over wat er nodig is om hun wijk klimaatneutraal te maken. In mijn ervaring snappen mensen heel goed dat de overheid niet alles voor ze kan regelen, maar het scheelt zoveel als ze zich serieus genomen voelen.”

Is bij dit soort burgerparticipatie niet het risico dat juist de hoogopgeleide, goedgebekte mensen zich roeren?
“Ik begrijp wat je bedoelt en in een goed democratisch proces let je daarop. Punt is dat het in Nederland nog nooit echt goed is gedaan. De onderwerpen zijn triviaal – geveltuintjes, een parkje – en het wordt vaak ‘inspraak’ genoemd, waardoor de schreeuwers aanhaken en de rest van de mensen denkt: laat maar, het heeft toch geen zin. We moeten dit dus anders en groter aanpakken, burgers werkelijk betrekken bij hun buurt en laten nadenken over fundamentele publieke problemen en oplossingen. Als ik hardop filosofeer: in een gemiddelde Nederlandse wijk met tienduizend huishoudens wordt 60 miljoen euro uitgegeven aan uitkeringen, voorzieningen en toeslagen. Het sociaal domein is zo duur omdat de Participatiewet, Jeugdwet en Wmo individualiserend werken. Ze werken met individuele indicaties en hebben een opwaartse druk naar de tweedelijnsvoorzieningen. Wat we nodig hebben, zijn collectieve, vrij toegankelijke voorzieningen in de basis. Dus geen 27 individuele opvoedondersteuningstrajecten in een flat, maar één locatie voor kinderopvang in de plint van de flat. Dat is veel goedkoper, creëert gemeenschappelijkheid en zorgt dat kinderen van wie een van de ouders niet werkt, toch worden opgevangen en andere kinderen ontmoeten.

Burgers verzinnen dit niet snel, omdat hun er niet naar wordt gevraagd. Stel dat een gemeente zegt: vanwege de tekorten in het sociaal domein krijgen jullie als wijk geen 60, maar 50 miljoen en als het lukt om die 10 miljoen te besparen, krijgen jullie 5 miljoen terug. Bedenk vervolgens samen maar waar je die 5 miljoen in wilt investeren in de wijk. Daar moeten toch creatieve oplossingen uitkomen?”

Wat zijn eigenlijk publieke waarden?
“Bij het IPW hebben we drie kernwaarden voor de verzorgingsstaat: rechtvaardig, rendabel en betrokken. Wij houden niet van starheid en bureaucratie, dus het gaat er niet om of iets rechtmatig is, maar rechtvaardig. Het gaat er ook niet om of iets efficiënt is, maar rendabel – het mag wat kosten, maar het moet wel wat opleveren, dat is de calvinist in mij. En het gaat om betrokkenheid, om burgers die zich betrokken voelen bij de publieke zaak, die het algemeen belang voor hun eigen belang plaatsen. In de tijd van de verzuiling hadden we in Nederland een sterk maatschappelijk middenveld, een laag tussen het individu en de staat in. Kerken, vakbonden en maatschappelijke organisaties regelden alles, van onderwijs tot en met zorg. Zo ontstonden verantwoordelijkheidsgevoel en eigenaarschap van burgers, over hun ‘eigen’ voorzieningen. Door de ontzuiling werd het maatschappelijk middenveld zwakker, en bleven alleen de burger en de overheid over. Nu kijkt het individu wat onmachtig naar de overheid, en de overheid zegt: ik heb het geld niet, los het zelf maar op. Die patstelling kun je doorbreken door de collectieve verantwoordelijkheid terug te brengen.”

Menigeen was toch vooral erg opgelucht toen de zuilen neergingen.

“Ik verheerlijk geenszins het verleden of de spruitjeslucht van de jaren vijftig, het middenveld hoeft ook niet terug in zijn oude vorm. Maar te veel individualisme ondermijnt een samenleving. Daarom pleit ik voor coöperaties in buurten, burgerinitiatieven en maatschappelijk ondernemerschap. Bijvoorbeeld op het gebied van nieuwe woningen, psychische en opvoedproblematiek, werk en onderwijsachterstanden – allemaal zaken die we niet kunnen oplossen zonder eigenaarschap van burgers.”

Wat drijft jou? Waar haal je iedere dag weer dat fanatisme vandaan?

“Ik geloof in de democratie, in de waarden die wij uitdragen, en ik draag graag bij aan het onderhoud en versterken daarvan. Dit klinkt allemaal weinig tastbaar, dat snap ik. Maar het IPW boekt ook concrete resultaten. Dan denk ik bijvoorbeeld aan de doorbraakmethode die we hebben ontwikkeld: doorbréken, in plaats van doormodderen. Deze methode helpt professionals de ruimte te benutten in de wetten in het sociaal domein om maatwerk te bieden aan multiprobleemgezinnen. Het is een standaard voor maatwerk, en dan niet voor de uitkomst, maar voor het proces.

Met een app kunnen professionals een legaal ondersteuningsplan maken. Daarnaast is er een rekentool die een overzicht maakt van de maatschappelijke kosten en baten. Bijvoorbeeld: door 3.000 euro uit de Participatiewet in te zetten voor het inkomen van een 18-jarige, bespaar je 10.000 euro aan zorgkosten uit de Jeugdwet. Een ander voorbeeld: een vrouw die door huiselijk geweld op straat belandt, krijgt pas urgentie voor een sociale huurwoning als er een regeling is voor de restschuld op de voormalige echtelijke koopwoning. Maar zo’n regeling kan zij pas treffen als ze een nieuw vast woonadres heeft. Dan is het dus verstandig om voor elkaar te krijgen dat dit ook zónder vast adres kan. Want anders moet die vrouw naar de noodopvang en haar kinderen naar een pleeggezin. Dat is niet alleen veel duurder, maar creëert op den duur ook weer nieuwe problemen. Inmiddels werken 20 gemeenten met de doorbraakmethode en gaan 45 ermee starten. Deze methode bespaart de belastingbetaler gemiddeld 25.000 euro per huishouden. En de meerderheid van die huishoudens geeft na een jaar aan dat het beter met ze gaat. In Den  Haag hebben we op deze manier 150 huishoudens geholpen, waarmee 3,5 miljoen is bespaard. Wat mij betreft wordt de volgende stap om met de gezinnen in gesprek te gaan over wat zíj met dit geld zouden willen doen, over wat zij als oplossing voor zichzelf zien.”

Je bent ook trots op jullie doorbraakhypotheek.

“Ja, die hebben we samen met Schuldenlab 070 van de gemeente Den Haag en platform Society Impact opgezet. Deze hypotheek is bedoeld voor mensen met een laag of minimuminkomen die klem zitten op de woningmarkt. De wachtlijsten voor de sociale huur zijn eindeloos, maar ze verdienen te weinig voor vrije sectorhuur of een reguliere hypotheek. In een pilot in Den Haag krijgen vijf gezinnen toch een hypotheek, verstrekt door de Gemeentelijke Kredietbank. Ga maar na: een hypotheeklening van 170.000 euro kost bij de huidige rentestand 200 euro per maand – en er staan woningen te koop voor dat bedrag. Dan zijn de inkomsten en uitgaven aan woonlasten beter in balans dan bij een corporatiewoning met een huur van pakweg 600 euro. Bovendien kan de doorbraakhypotheek bijdragen aan het doorbreken van intergenerationele armoede: met een eigen huis bouwen mensen kapitaal op, waarvan ook hun (klein)kinderen profiteren.

Op al deze manieren helpt het IPW professionals in het sociaal domein om mensen wél te bieden wat ze nodig hebben, tegen lagere kosten. Al hebben we maar voor één gezin een uithuiszetting voorkomen, de schulden afgekocht of een kind uit de jeugdzorg gehaald – dat soort successen zorgen dat ik aan het einde van de werkdag denk: we hebben de samenleving een beetje beter gemaakt.”