Het aantal jongeren natuurlijk. En hun individuele kenmerken. Maar kan er nog meer spelen? En als die factoren er zijn, kunnen we ze dan ook ‘behandelen’?
Waar denk je aan bij andere factoren?
Kijk bijvoorbeeld naar de bijstand. Wat verklaart het aantal bijstandsgerechtigden in een gemeente? Natuurlijk speelt de economie een rol en individuele kenmerken zoals leeftijd en gezondheid. Maar in kleinere gemeenten hoor je soms een heel andere (en intrigerende) verklaring: het beperkte aantal mensen in de bijstand zou te maken hebben met het hoge arbeidsethos in die gemeenten.
Hoe kom je tot dat soort verklaringen?
De onderzoekers van Garage2020 deden het zo: ze zochten uit welke gemeenten een laag gebruik van jeugdhulp hadden (ze keken dus niet naar jeugdreclassering en -bescherming). Daarna gingen ze daar beleidsmedewerkers bellen. Als die gemeenten wachtlijsten hadden of een goed bemiddelde bevolking die gewoon zelf zorg inkocht, dan werden ze van de lijst weggestreept. Vervolgens bleven Scherpenzeel, Castricum, Uitgeest en Edam-Volendam over en ze luisterden goed wat die gemeenten te vertellen hadden.
En dat was?
Een deel van de verklaring had te maken met de beschikbaarheid van algemene voorzieningen en de organisatie van de toegang, maar er zat ook iets in de cultuur van de gemeenten. Zo kennen al deze gemeenten sterke sociale verbintenissen. En dat zou positief uitwerken: mensen kennen en helpen elkaar. Tegelijkertijd zouden sociale controle, groepsdruk en een taboe op het gebruik van zorg leiden tot het vermijden van hulp die misschien wel nodig is. In Scherpenzeel zou dat bijvoorbeeld iets te maken hebben met de reformatorische geloofsovertuiging van veel inwoners.
Zien we dat vaker?
De Haagse Hogeschool deed soortgelijk onderzoek in Zuid-Hollandse wijken en zij ontdekten dat het gebruik van jeugdhulp gerelateerd is aan de ervaren sociale cohesie en het gevoel van veiligheid in een wijk. Hoe minder sociale samenhang, hoe hoger het gebruik van jeugdhulp. Die sociale samenhang ontbreekt bijvoorbeeld in nieuwere wijken waar mensen elkaar niet kennen of in wijken waar veel doorstroom is. Hetzelfde geldt voor wijken waar veel mensen werken en het overdag nogal stil is op straat. En in wijken waar zowel koop- als huurwoningen staan, schijnen er vaker conflicten te zijn tussen bewoners door verschillen in leefstijl. Ook dit heeft een stuwend effect op het gebruik van jeugdhulp.
Sociale cohesie dus.
Ja. En ook interessant: wonen de opa’s en oma’s in de wijk dicht bij hun kleinkinderen, dan kan dat het gebruik van jeugdhulp doen dalen omdat deze mensen makkelijk kunnen inspringen bij de opvoeding.
Marije van Dodeweerd
Marije van Dodeweerd is procesmanager bij Divosa en belicht in Sprank recente onderzoeken in het sociaal domein.
En culturele achtergrond?
Kwam in het Zuid-Hollandse onderzoek inderdaad ook naar voren. In een aantal wijken met meer jeugdhulp dan je zou verwachten, wonen veel mensen uit Hindoestaanse en Midden- en Oost-Europese gemeenschappen. Zij schakelen blijkbaar pas hulp in als de problemen al uit de hand gelopen zijn. Op korte termijn leidt dat tot minder hulp, maar áls het wordt ingezet, dan is het ook meteen fors.
Tsja, wat moeten we daarmee?
Lastige vraag. Een gemeenschap is natuurlijk een amorfe massa die je niet even een behandeltrajectje kunt geven. Of een pilletje. En je leest ook in de onderzoeken terug dat professionals dit als een vaststaand gegeven beschouwen. Maar toch kun je er echt wel wat mee.
Wat dan?
Een andere gemeenschap kan een spiegel zijn. Want we zijn geneigd te denken dat de jongeren in Castricum of Scherpenzeel misschien wel zorg mislopen. Maar misschien is het eerder omgekeerd en is er iets mis met de sociale cohesie in andere gemeenten. Zo kan de ene gemeente of gemeenschap ons leren om met een andere blik naar de andere te kijken. Verder kan een laag zorggebruik in bepaalde gemeenschappen ook een goede reden zijn om eens kritisch te kijken naar de manier waarop de ondersteuning wordt aangeboden. Misschien zijn jongeren uit reformatorische of Hindoestaanse gemeenschappen niet per se zorgmijders, maar krijgen ze gewoon niet de ondersteuning aangeboden die aansluit bij wat zij nodig hebben.
Het effect van gezellige plekken
Ook de fysieke leefomgeving heeft invloed op het gebruik van jeugdhulp, zo schrijft de Haagse Hogeschool. Wonen er ergens veel jongeren in de puberleeftijd en hebben zij geen eigen plekken, dan ervaren andere bewoners al gauw veel ‘overlast’ en wordt er jeugdhulp ingeschakeld. Ook een gezellig winkelcentrum heeft invloed op de sociale cohesie. En een ruim opgezette wijk voorkomt misschien conflicten omdat mensen niet op elkaars lip zitten, maar kan ook juist de sociale cohesie ondermijnen als iedereen voor alles in de auto stapt en straten anonieme doorgangsroutes worden.